vrijdag 15 oktober 2021

Zondagskind

Ik ben een zondagskind
op maandag
maar ook op dinsdag
en zéker op woensdag
zelfs op donder-dag waait er geen wind
op vrijdag schijnt altijd de zon
en op zaterdag reikt mijn geluk tot de horizon.

Dat is altijd zo geweest 
gisteren een mazzeltje
vandaag een buitenkans
en morgen... 
dat hoop ik
dat wens ik
...krijgt mijn leven nóg meer glans.

vrijdag 17 september 2021

Uitgekafferd bij de bakker

Ik wilde eigenlijk zes broden, maar nam er vier. De rij werd langer en ik voelde me bezwaard. Bij het bestellen van nog twee croissantjes durfde ik de dame achter de balie al niet meer aan te kijken. Met grote passen had ze rondgelopen om mijn bestelling bij elkaar te scharrelen en deze in een moordend tempo in sneetjes te snijden. Iedere paar seconden had ze me eerst aangekeken om daarna haar ogen over de steeds langer wordende rij te laten glijden. 

De mensen stonden rustig te wachten, snoven de heerlijke geur van het verse brood nog eens op en genoten van de stilte zonder de kinderen die ze zojuist de school in hadden gezwaaid. Er was nog een collega, die hield zich bezig met het verplaatsen van dingen en had derhalve geen tijd om klanten te helpen. Maar ach, het was vrijdagmorgen, het weekend stond voor de deur, waar zouden we ons druk om maken.

Het afrekenen begon. Ik vroeg of ik de broden vast in de tas kon doen, een poging om constructief mee te denken. Des te sneller zou ik weer weg zijn. Ze keek me vinnig aan, schudde wild haar hoofd. 'Als ik het aangeslagen heb, kunt u het in uw tas doen. Zo werkt dat he?' Ik kon niet zien wanneer ze wat aansloeg. Om mezelf toch nuttig te maken, haalde ik dan maar vast mijn Piggy-pas te voorschijn. Een spaarsysteem om als bedrijf de loyaliteit met je klanten te versterken. Het apparaat sprong aan en ik hield mijn pas ervoor. 'Nee!' schreeuwde de dame van de bakkerij, waarop de rij achter mij een sierlijke wave maakte. 'Dat ding weet toch nog niet hoeveel u moet betalen!' Haar blik was scherp als de messen in haar broodsnijmachine. 'Sorry,' stamelde ik. 'Ik wist niet...' Mijn reactie herinnerde haar aan haar taak van klantvriendelijkheid. Ze herpakte zich: 'dan weet u dat voor de volgende keer.'

'€14,60 graag.'

'Alstublieft'

'Dankuwel'

Een harde werker, zonder meer. 

vrijdag 6 augustus 2021

Non, je ne regrette rien

Houd nergens aan vast
weet niks absoluut zeker
blijf niet hangen
heb geen spijt
geef niet op
ga niet terug
en kijk niet om

laat los
leg terzijde
zing uit en

Houd vol
houd stand
pak aan
grijp die kans
beur op
bijt door
en ga ervoor

vrijdag 23 juli 2021

Held van deze dag

Vóór Peter
kwam en ging eerst Juriaan, de hulpvaardige student
kwamen en gingen Jesse en zijn oma: 'hij is altijd zo handig'
en kwam en ging de man met de hond 
(die weer weg moest van mijn dochter)
maar Peter
die kwam 
en die ging niet meer.

De kwestie die voorlag: Twee fietsen, vastgeketend aan elkaar en aan het hek. Twee kinderen, moegestreden na een middagje picknicken, rennen en zwemmen. Eén moeder, die haar fietssleutel ziet verdwijnen tussen de gleuven van een massief, stalen bankje. Met z'n drieën liggen we er plat bovenop te kijken, door het kijkgat van onze kluis. 

We zoeken stokken en zonder enige hoop op resultaat, ga ik prutsen. Voorzichtig tracht ik het ringetje aan de stok te rijgen en naar boven te wippen. Mensen schieten te hulp en geven weer op. En dan staat daar die vrolijke mens met zijn zomerstrohoed en bijpassende gele blouse. Zijn opgewekte lach verraadt zijn enthousiasme over de tegenwind die ons getroffen heeft. De rafels aan de zijkant van zijn witte broek wapperen vrolijk mee.

We spelen samen het spel
als bij een grijpautomaat op de kermis
het lijkt zo makkelijk maar
het lukt steeds nét niet
nog een geluk dat niet iedere poging ons een euro kost.
 
'Nee, dat gaat niet,' Peter fronst en ik vermoed dat dit het einde is van zijn ijver, maar ik heb het mis. Peter daalt de lange trap af richting Spiegelwaal. 'Daar staat nog een oude fiets.' Hij komt terug met twee spaken. Drie kwartier zijn we samen bezig, Peter en ik. Als twee gekwelde gokverslaafden.

Mijn zoon moedigt hem aan: 'Als het lukt, ben je de held van deze dag.' 
Waarop Peter zegt dat het puur egoïsme is
maar dat is het niet
het is lief
en ridderlijk
en attent
en charmant
en ik maak een diepe buiging 
voor Peter en zijn heldendaad. 

dinsdag 20 juli 2021

Pitje, Witje, Watje en Stip

In beide boeken die ik lees, gaat het op exact hetzelfde moment over een hamster die op tragische wijze aan zijn eind komt. Even denk ik dat ik moet stoppen met synchroon boeken lezen, dat ik er te oud voor word. Tot zover de meevaller.  

De hamster in boek 1 heet Archibalt en zijn elfjarige baasje denkt dat hij verhongerd is door haar afwezigheid. Tiesje is de hamster in boek 2, die door de broer van de hoofdpersoon wordt vermoord in een glas water en zij deed niks, zij lachte alleen.

Mijn eigen hamsterervaringen getuigen niet van veel meer barmhartigheid. Eerst was daar Pitje, toen Witje, toen Watje. Ze hebben allemaal niet lang geleefd. Mijn broer, zus en ik wilden dolgraag een huisdier, maar vanaf het moment dat de eerste hamster daadwerkelijk met zijn kraaloogjes de huiskamer in staarde, hadden we er toch maar bar weinig interesse in. Vermoedelijke doodsoorzaak van het pluizige drietal: gebrek aan aandacht. Zozeer zelfs dat we Pitje levend begraven hebben. Per ongeluk, dat wel. Nadat iemand ons vertelde dat hamstertjes een koud balletje worden als ze hun winterslaap houden, hebben we hem direct opgegraven. Eenmaal op de verwarming opende Pitje weer vrolijk de oogjes.

Na Watje was het klaar. Het mocht niet meer. Reden temeer om in het diepste geheim een nieuwe hamster te verwelkomen. Stip kreeg een stuk meer aandacht dan Pitje, Witje en Watje bij elkaar. In de schuur hadden mijn broer en ik zelf een hok voor Stip getimmerd, dat goed verstopt zat achter een van de levensgrote schilderijen op zijn kamer. Zodra we thuis van school waren, mocht Stip uit zijn schuilplaats en speelden we met hem, tot mijn broer allergisch bleek. De huisarts kon maar niet begrijpen dat wij geen huisdier hadden. 'Misschien de hond van mijn vriend Danny?' opperde mijn broer met een klein straaltje zweet op zijn pezige jongensrug. Stip verhuisde naar mijn kamer. Het schilderij kon niet zonder meer mee, daarom kreeg het pluizenbolletje een plek in de kast onder mijn bureau. Hij maakte vreselijk veel lawaai, vooral in de nacht als ik wilde slapen. Zoete wraak of zijn natuur? Hoe dan ook, Stip is kort na die verhuizing overleden. 

Pas nu ik lees over de schuldgevoelens van andere baasjes, komt de zelfreflectie. Rijkelijk laat, en daarbij kan ik alleen maar hopen dat hij echt dood was, onze Stip, toen mijn broer en ik hem begroeven in een sigarenkistje in een holletje in onze achtertuin. 

woensdag 30 juni 2021

Ooggetuige

Soms weet ik het zelf niet meer
Of ik nog een mens ben
Dan ben ik in de war
Door wat ik hoor over mij
Over wie ik ben
In andermans ogen
 
Ik herken mijzelf niet meer
In wat anderen zien
Wat anderen zeggen
Over mij
 
De twijfel slaat toe
Misschien zie ik het niet goed?
Het zou de eerste keer niet zijn

Ik zou zo graag
Ook eens een kijkje nemen
Door die ogen  
Een beeld vormen van mij
En de vraag stellen
Of  het klopt
Want
Zien zij mij
Zien zij mij werkelijk
Met hun ogen?
 
Ik zou zo graag
Tot hun verbeelding spreken
Vertellen
Wie ik nog meer ben
Kan zijn

Sta mij toe
Mijzelf voor te stellen
Laat mij 
Die ogen toespreken  
Over alles 
Wat ze niet zien

zondag 20 juni 2021

Vaderdag

Mijn zoon van vijf ontvoert de pop van zijn zus en geeft haar een nieuwe naam: Annabel. Dit moet bevestigen dat het zijn kind is vandaag. Nadat hij haar een schone luier heeft gegeven (nooit de deur uit zonder een schone broek), legt hij Annabel teder in het rode rieten poppenwagentje waar oma destijds nog een nieuwe stoffen kap voor heeft gemaakt. Het opvouwbare kapje wordt liefdevol omhoog geschoven en vastgezet, zodat de zon niet in het kleine poppengezichtje zal schijnen.

In zijn blauw-witte haaienpyjama trekt hij naar buiten om wat rond te scharrelen op de pleintjes voor ons huis. Een wildvreemde vrouw fietst langs en wordt tot stilstand gemaand. Of ze even naar zijn kindje wil kijken. De vrouw kan niet anders dan over haar stuur in de poppenwagen turen en iets liefs zeggen. 'Ik ben de papa,' vertelt mijn zoon. 'Ze kan ook plassen als ze gedronken heeft.' Of de vrouw dat misschien ook nog even wil zien. Ja? Hij is al bezig. Hij legt Annabel op de straatstenen, lomper nu, zich bewust van de tijdsdruk. Het flesje wordt vlotjes in haar mond leeg gedrukt en al snel zit Annabel kletterend op het potje.

Mijn zoon kijkt de vrouw trots aan. 'Ze heeft alleen nog niets geknutseld,' zegt hij.

dinsdag 15 juni 2021

Kort verhaal (voor wie zin heeft in iets langers)

Al drieëndertig minuten heb ik niks gezegd. Ik heb het geprobeerd, maar de zinnen willen zich niet vormen in mijn hoofd. Hoe leg je iets uit wat je zelf niet eens begrijpt? Kate, mijn enige vriendin, zit al die tijd al met een arm om me heen. Soms wrijft ze even over mijn rug en moedigt ze me zacht aan: ‘Zeg het maar Janne, wat het ook is.’ Mijn ogen voelen opgezet en schraal aan, in mijn keel heeft zich een cactus genesteld.
    Voorzichtig kijk ik vanuit mijn ooghoeken naar Kate, zo zelfzeker als ze daar naast me zit. Vastbesloten om er voor mij te zijn, geen zweem van ongemak. Ik ben het tegenovergestelde van Kate. Als ik haar zie lachen, besef ik hoe lelijk ik ben. Ik benijd haar, haar flair, haar schoonheid, haar natuurlijke vlotheid, zoals ze teder de natte haren uit mijn gezicht veegt.
    ‘Mijn vader,’ hoor ik mezelf ineens zeggen.
    ‘Wat is er met je vader?’ vraagt Kate met zachte stem.
Ze is lief. Ze heeft al een glas water voor me gehaald en met een lauwwarm washandje mijn voorhoofd gedept. Zoals haar moeder dat waarschijnlijk bij haar heeft gedaan toen ze klein was. Genegenheid die ik niet ken. Uit deze gedachte ontspringt een nieuwe pijnbal die zich een weg naar boven baant. Met horten en stoten valt hij in stukken uit mijn mond. De geluiden die meekomen zijn even onverstaanbaar als onsmakelijk. Ik krimp in elkaar en wens zo onzichtbaar te zijn als ik zo vaak ben.

Kate heeft Emma en Vera gebeld. Ze zijn meteen gekomen en zitten nu ook in de slaapkamer. Hun meelijwekkende blikken geven mij het gevoel dat ik er bij hoor. Vera heeft op haar weg hiernaartoe een chocoladehart bij de bakker gehaald. Ik houd niet van chocolade, maar dat kan Vera niet weten.
    ‘Wie wil er een stukje?’ doorbreek ik de stilte.
    Met z’n drieën eten ze driekwart van het hart op. De bovenste bolling met het rode strikje laten ze liggen voor mij. Zo stel ik me mijn eigen hart voor, aangevreten en hol, de leegte en de zonde camouflerend.
    ‘Hoe?’ begint Emma. ‘Of wil je er niet over praten?’
    Natuurlijk wil ik er niet over praten, wat zou ik moeten zeggen? Ik verschuil me achter de veronderstelde schok en laat me in stilte troosten door hun aandacht.
    Emma is goed met woorden, op school schrijft zij de opstellen die ik had willen schrijven. Ze biedt aan om me te helpen met mijn speech. Emma wil mij helpen. Ik zie ons al zitten in de aula, samen, een surrealistisch beeld. Ik schud het van mijn netvlies.
    ‘Of een tekstje voor de advertentie? Of het rouwkaartje?’ Ze raakt kort mijn been aan, ik zwijg en ik knik.

Eigenlijk had ik er niet moeten zijn. Mijn moeder was 44 toen ze erachter kwam en ze waren net te laat om het weg te laten halen. Mijn broer was 10, mijn zus al 12. De poepluiers, het gekrijs, de slapeloze nachten, het was een gepasseerd station. Mijn komst zou mijn moeder dan ook niet tegenhouden om zich nu eindelijk op haar carrière te storten. Ik zag haar weinig, ik wist waar de pleisters lagen. Mijn vader was anders, van hem kreeg ik soms een aai over mijn wang, zo net onder het jukbeen. Ook hij was er niet vaak, maar als hij er was, keek hij naar mij. Die blikken – warm en gevoelig – bevestigden voor mij mijn bestaan.

‘Janne, kom eens.’ Ik vind mijn moeder in de keuken. Met een oortje in, staat ze aardappelen te schillen. Als ze er eentje kaal heeft, mikt ze die driftig in de pan waardoor het water hoog opspat.
    ‘Moet je hier eens kijken, staat jouw naam op.’ Ze knikt naar de eettafel waar een bont boeket bloemen staat te pronken. Het bloed stroomt naar mijn wangen, ik doe mijn jas uit en loop richting de tafel. Met trillende handen lees ik het kaartje. Lieve Janne, we denken aan je. Klas H2C.
    ‘Lief,’ zeg ik.
    ‘Zeker.’ Ze kijkt vluchtig om, fronst haar hoofd: ‘Heb je vrienden gemaakt?’
    ‘Ik denk het.’
    De telefoon gaat, ze doet het tweede oortje in. ‘Die moet ik even nemen hoor, de wethouder.’ 
    Voor het eerst in mijn leven, ben ik dankbaar voor haar carrièredrift, voor alle promoties en de bellers waar ze dag en nacht voor klaarstaat. Ik heb geen zin om te praten. Ik zwijg.

Kate staat bij het hek te wachten, fiets aan de hand. ‘Ga je mee?’
    ‘Waarheen ook alweer?’ zeg ik. Soms ben ik de tel even kwijt, weet ik niet meer precies wat ik nu gezegd en gezwegen heb.
    ‘Naar het water, die plek van je vader en jou.’
    ‘Ja, tuurlijk. Sorry, ik…’
    ‘Geeft niks, ik snap het. Je hebt zoveel aan je hoofd.’ Haar medeleven versterkt mijn falen. Buikpijn is nu al dagen mijn trouwste metgezel. We fietsen zij aan zij naar het verlaten strandje. Er staat iemand en heel even denk ik dat het mijn vader is. Hij is het niet en ik weet niet goed of ik daar nu opgelucht of teleurgesteld over moet zijn. We gaan zitten.
    ‘Kate,’ zeg ik.
    Ik staar naar de kabbelende golfjes, probeer kracht te putten uit hun kalmte. Mijn zorgen te laten wegebben op hun cadans. Kate kijkt me vragend aan.
    Ik schud mijn hoofd. ‘Het is niks.’

Na wat gehannes met de sleutel bij de voordeur, stap ik naar binnen. Alle haren op mijn lijf springen overeind bij de aanblik van mijn moeder die daar vlak voor me in de gang staat, wijdbeens, met haar handen in haar zij. ‘Meekomen,’ blaft ze. Bang voor de waarheid die me al dagen achtervolgt, loop ik achter haar aan richting keuken. Ze draait zich om en werpt me iets in het gezicht. De punt steekt in mijn oog, maar ik voel wel dat dit niet het moment is om daar moeilijk over te doen.
    ‘Wat is dit?’ Er spuwt vuur uit haar ogen. Ik buk en raap het kaartje op van de grond. Draai het om en zie een foto van mijn vader met de tekst die Emma me heeft helpen schrijven. Dan grijpt ze me hardhandig bij de arm. Sleurt me de gang door en beveelt me in de auto te gaan zitten. Naast haar op de bijrijdersstoel volgt de stortvloed aan terechtwijzingen, reprimandes, correcties die ik nooit heb gehad. Op een rare manier geniet ik ervan, omdat ze zich tot mij richt. Omdat iets wat met mij te maken heeft, haar raakt. Ik laat al haar woorden over normbesef, schaamte en misdaad langs me afglijden. Mijn onaanraakbaarheid doet haar bloed kolken, haar stem klinkt steeds luider. 
    Dan begint me plots te dagen waar we naartoe rijden, hoe zoet haar wraak is. Welke confrontatie ze me dwingt aan te gaan, de publieke schandpaal waar ze me aan wil nagelen. We komen boven op de tweede verdieping, hij zit in vergadering. Ze breekt in met de woorden: ‘Sorry dat we even storen, Jans dochter heeft iets interessants te melden.’ 
    Ze draait zich naar me om, tikt tegen het kaartje dat nog altijd tussen mijn vingers geklemd zit en maakt een handgebaar waarmee ze me joviaal het podium geeft. Met een kort knikje in mijn richting kondigt ze mijn biecht aan: ‘Janne.’

donderdag 10 juni 2021

De derde vinger vanaf de pink

Zijn vinger wijst naar de ander
priemt zonder aanraking
ruw tegen het voorhoofdsbeen.

Die ander heeft het gedaan
die is verantwoordelijk
voor alle pijn en ellende.

Voor de kras op zijn ziel
zijn zanderige knieën
en verscheurde ego.

Hem zelf treft geen blaam
hij heeft een goed verhaal
dat weet hij wel zeker.

Hij was nooit...  
hij zou echt nooit...  
als die ander hem niet.

Zijn vinger hangt nog in de lucht
heeft zijn kracht verloren nu.
Zie ik het goed? Zweeft hij? 

woensdag 19 mei 2021

Voor P.

Zoveel was me al snel duidelijk
dat ik er niet aan ontkomen zou
dat vluchten zou leiden 
tot levenslang gevangenschap
tot een zo mogelijk nog groter lijden.

Maar waar haalt een mens de moed vandaan?
om de pijn uit te zitten
de paniek te doorvoelen
het verlies in de ogen te kijken.

Dat is toch zoiets als
geheel vrijwillig
het oog van de tornado in stappen
zonder levenslijn.

Iedereen is bang voor die plek
turbulent, onstuimig en woest als zij is
even donker, koud als eenzaam
precair, schimmig, grillig.

Wie beweegt daar voortvarend naartoe?
Als het lot je zojuist genadeloos getroffen heeft
en alles waar je ooit in geloofde
onder je uit geschoffeld is.

Wie durft dan nog te vertrouwen? 
In de belofte
dat dit
straks
in retrospectief
de goede weg zal zijn. 

vrijdag 30 april 2021

Goedemorgen

Ik begin vandaag
Niet morgen, nee
Met zijn wie ik ben
Wie ik altijd al wilde worden
Wie ik was doet niet ter zake
Gisteren is geweest
Ik kijk niet achterom
Ik heb geen spijt
Niets goed te maken
Zo ben ik niet
Ooit geweest
Wie weet
Wie weet het nog?
Ik begin vandaag
Punt

vrijdag 2 april 2021

Verhaal van een vluchteling

'Hij lachte, dacht ik
Ja, ik weet bijna zeker dat hij lachte toen' 

Ik moet me alles kunnen herinneren
Mijn verhaal moet steeds hetzelfde zijn
Het moet kloppen
Anders geloven ze me niet

Dus schrijf ik alles op
Na ieder gesprek
In een schriftje

's Nachts word ik zwetend wakker
Omdat ik denk dat ik iets vergeten ben
Misschien
Ik twijfel aan mijn eigen geheugen
Dat scherp is, maar niet feilloos
Herinneringen zijn selectief
Maar de mijne mogen dat niet zijn

De tweede keer moet mijn verhaal
hetzelfde zijn als de eerste keer
Het moet kloppen
Ze blijven het me inwrijven

Dus schrijf ik alles op
Na ieder gesprek
In een schriftje

Ik moet me alles kunnen herinneren
Ik moet alles onthouden
Terwijl ik juist zo graag zou vergeten
Een beetje
Een klein beetje toch

maandag 22 maart 2021

Pittig

Hij had zijn best gedaan en dus zou zij het opeten.
    Terwijl de ziltige geur haar neus binnendrong, sprak Els zichzelf bemoedigend toe. De vis lag haar roerloos aan te staren vanaf haar bord. Een uitgehard stuk vel met kop en staart, de bek wijd opengesperd. Ze keek ernaar, het vel glansde opvallend mooi, dat wel. Maar daarmee was meteen alles gezegd. Verder leek het op een vacuüm getrokken plastic zak die het skelet van kraakbeen en graten bij elkaar hield als een onverwoestbare waterdichte jas.
    ‘Saus erbij?’ vroeg hij. De emaillen, geel geglazuurde pollepel bungelde al druppend boven haar bord.
    ‘Ja lekker,’ zei ze zonder twijfel in haar stem. Wat kon haar nu nog gebeuren? De saus zou haar helpen deze vis meester te maken en tegelijkertijd nog een geanimeerd gesprek te voeren ook. Ze had geen idee van de hoeveelheid rode pepers die haar zo dadelijk zou verrassen.
    Hij zette muziek op. Te luid, maar daar zei ze niets van. Het was zijn huis. Percussie, zwierige ritmes en een aangename zangstem vulden de ruimte.
    ‘Soedanese muziek,’ zei hij, ‘eigenlijk moeten wij dansen.’
    Els stamelde dat het jammer zou zijn als het eten koud werd en dus ging hij zitten en begon meteen te eten.
    ‘In Soedan wij praten niet tijdens het eten, hier is anders,’ zei hij met volle mond. Hij keek haar aan, net zolang tot Els op keek en zag hoe het been tussen zijn kiezen vermalen werd.
    Zelf was ze nog bezig met de verwerking van haar eerste hap. Ze probeerde te slikken, maar haar amandelen waren opgezwollen door de scherpte van de saus. Ze duwde haar tong stevig tegen haar gehemelte om de slikbeweging te stimuleren. Vers aangemaakt speeksel vermengde zich met het slijk in haar mond. Alles stond in vuur en vlam nu, haar gezicht werd roder. Camoufleren ging al bijna niet meer.

Toen ze haar ogen weer open deed, hingen er vijf bezorgde donkere gezichten boven haar hoofd. Een met een stethoscoop rond zijn nek. Ze krabbelde overeind. Tevreden constateerde ze dat de maaltijd verorberd was.
    'Ik ga maar eens op huis aan,' zei ze. 'Volgende keer bij mij?'

woensdag 3 maart 2021

Wat een feest zal het zijn!

Wat een feest zal het zijn, als wij straks dood zijn.

Hij is vijf en heeft grootse plannen.
'Dan ga ik voortaan altijd bubbels blazen, mama. In mijn drinken, met mijn rietje.'
'Dan eet ik iedere dag wel tien boterhammen met zoet.'
'Dan ga ik steeds lekker laat naar bed.'
'En ik neem speelgoed mee onder de deken.'
Dromerig kijkt hij naar boven met zijn hoofd tussen zijn knuistjes. Het verlangen sijpelt van zijn kleine gezichtje af.
 
Zijn zus van zeven zit erbij en is niet verbaasd, noch verontwaardigd. Ook zij heeft zo haar draaiboek.
Ze heeft zich gerealiseerd dat zij het huis erft.
'Dan ga ik hier wonen samen met Rosa en hebben we het hele huis voor onszelf alleen,' zegt ze opgetogen.
Haar broertje heeft net beloofd bij Fedde te gaan logeren als wij dood zijn, dus daar hoeft ze verder geen rekening meer mee te houden. 'Hij mag dan wel de tablet mee,' zegt ze vrijgevig. 
Van de bloembak maakt ze liever een zwembad en vanuit haar slaapkamerraam een glijbaan naar beneden.

Wat een feest zal het zijn!

vrijdag 26 februari 2021

Beproeving

Het bestelbusje glibberde rond half 11 's ochtends mijn straat in over de aangevroren hompen sneeuw. De postmeneer stapte uit, viel op zijn stuitje, mompelde iets onaardigs en stond weer op. Met rode neus zocht hij mijn pakket en liep richting voordeur. Ik liet hem aanbellen, deed open alsof ik het hele schouwspel gemist had en nam het pakket gretig in ontvangst. Omdat ik niks besteld had, informeerde ik van wie het pakket kwam. Dat wist de postmeneer me niet te vertellen. Hij keek me aan alsof ik hem dood wilde: "Ak dah d'r ook nog ammel bij moes doen mevrouw, dan kennuh ze beter iemand vroagen met HBO-niveau, denk ik." Hij draaide zich om terwijl ik beschaamd op de drempel bleef staan.

Vijf dagen staat het pakket nu in mijn huiskamer. 
Een grote doos. Wit. Zonder logo, zonder tekst en zonder afzender. 
Alleen mijn naam en adres. Drukwerk, niets handgeschreven.

Als ik ermee rammel, hoor ik de spullen die erin zitten tegen elkaar botsen. Het geeft een grappig geluid. Ik schud er nu al een paar dagen mee, maar ben er nog niet uit wat het kan zijn. Het klinkt als een playmobilset voor volwassenen: klein kantoortje met PC, koffiemokje erbij, vluchtelingpoppetje? Of misschien een tafereeltje wintersport zonder kinderen, met glühwein en een goed boek? Het pakket lijkt me alleen wat zwaar voor die inhoud. 

Ik weeg mijn pakje, ruim 8 kilo. Een bouwpakket dan? Met een minisauna, voor alleen mijn koude voeten? Of een miniatuur robot die het huis in 1 minuut kan stofzuigen?

Mijn verbeelding maakt overuren. 

Ik zou dit pakje nooit uit willen pakken. Het mee naar bed willen nemen om te kijken of het licht geeft 's nachts. Of zou het gaan stinken na een tijdje? Ik ruik, voorlopig niks aan de hand. 

Al dagen aaneen geniet ik van het fijne gevoel van het niet-weten. Tot het moment dat de bel gaat en diezelfde postmeneer voor mijn neus staat. Het weer is opgeklaard en de neus heeft zijn normale kleur terug.
    'Ik kom dah pakje halen,' zegt hij.
    'Het pakje?' stamel ik.
    'Joa, ik heb toch een pakje gebrach hier loatst?'
    'Had ik dat open moeten maken dan?' vraag ik enigszins paniekerig.
    'Wit ik veul, maar nu ist te loat, of nie dan?'
    'Is dat zo?' probeer ik nog.
    'Da denk ja.'
Ik strompel naar de huiskamer, waar mijn pakket als een trofee in het zonnetje staat te pronken. Ik geef er zacht een kus op en loop ermee naar de postmeneer.
    'Dankuwel,' zeg ik.
    Hij steekt zijn grote hand in de lucht, 'houdoe!' 
 
Hij keert zijn bus op mijn oprit en rijdt weg. Ik weet niet of ik teleurgesteld of blij moet zijn. Verdrietig omdat ik mezelf mogelijk warme voeten door de neus heb geboord of tevreden omdat er een leven lang fantaseren in het verschiet ligt.

dinsdag 23 februari 2021

Met liefdesverdriet in de kast

Ooit was ik je lieveling
Ooit droeg jij mij vaak en veel en met gepaste trots
Je kreeg complimenten over mij
En droeg mij nog vaker
Je keek in de spiegel naar mij
En gaf me je goedkeuring
Je droeg mij naar je meest bijzondere gelegenheden
En liet me je sieren 

Nu hang ik daar maar en
Vraag me af waar het mis ging?
Wat er veranderd is?
Wat ik verkeerd heb gedaan?
Het is jaren geleden
Dat ik je huid heb gevoeld
Je aandacht kon trekken
Me begeerd voelde door jou

Ik mis je
Maar
Mis jij mij ook?

dinsdag 9 februari 2021

Stapelgedicht

De verliefde zebra
Kijkt kunst
Voor een echt succesvol leven



zondag 31 januari 2021

Dankbaarheidsbrief

Lieve Corona,

Het is mooi geweest. Vind je ook niet?
Zullen we afspreken dat als de lente komt jij de deur achter je dicht trekt?
En beloof je me niet meer terug te komen?
Ook niet vermomd in een andere gedaante?
Geen krans in plaats van kroon?
Geen grijpgrage tentakels in plaats van uitsteeksels met grappige balletjes erop?
We weten hoe creatief je bent
Je bent gezien, echt waar
Je hebt voldoende gepiekt
Je hebt geschiedenis geschreven 
We zullen je niet snel vergeten
Vrees niet
En hoe graag je ook in het middelpunt van de belangstelling staat
Het is mooi geweest.

We hebben van je geleerd. Daar ben ik je dankbaar voor.
Je hebt ons een les in bescheidenheid gegeven
Waardeer het kleine en
Eer wat ge hebt 
Waande ik me krap een jaar geleden nog knap onaantastbaar
Nu weet ik beter
Zo kwetsbaar zijn we dus
Onze verbondenheid is onze zwakste plek
Maar ook onze redding
Kijk hoe wendbaar we zijn
Hoe veerkrachtig
Kijk hoe we grote beslissingen durven nemen
Hoe we durven veranderen als het moet
Hoe dichtbij we kunnen zijn op afstand
Ik zal je wijsheid koesteren.

De krokusjes prikken bijkans met hun kopjes door de aarde
Is het dan nu bijna lente?

Dag corona, vaarwel!

Winterse groet,
Ozzemaaj

dinsdag 26 januari 2021

en wat er gebeurde ná de openingsscène

De bel gaat. Ik twijfel even maar maak toch open.
    ‘Bent u familie van de mevrouw die hier woont?’
    ‘Ja,’ zeg ik. ‘En u bent?’
    ‘Ze is overleden.’
    ‘Dat weet ik, ik ben haar zoon.’
    ‘Het was een vraag, u onderbrak me.’
    Aan lef ontbreekt het deze dame in ieder geval niet, aan emotionele voelsprieten des te meer. ‘Was dat het?’ probeer ik. 
    ‘Nee,’ zegt ze dan. ‘Mag ik binnenkomen?’
    ‘Ik heb net mijn moeder begraven.’
    ‘Ik wil u iets laten zien.’
    Ik kijk achter haar langs. Verwacht daar aanwijzingen voor een misplaatste verborgen camera actie, maar zie niets. Ik zucht en laat haar tegen mijn wil in binnen.
    ‘Achterin de gang links,’ mompel ik.
    In de woonkamer blijft ze stilstaan. Ze kijkt naar de stoel die nog altijd verlicht wordt door die ene zonnestraal. Alsof er een spotje op staat.
    ‘Dit is 'm dus,’ zegt ze fluisterend.
    ‘Kunt u me vertellen waarvoor u bent gekomen?’
    Ze keert zich naar me toe. ‘Deze stoel…’
    ‘Hij is niet te koop,’ zeg ik bits.
    ‘Welnee!’ Ze kijkt me geschrokken aan. ‘Het is een relikwie.’
    ‘Mevrouw, ik weet niet wat u precies wilt, maar misschien kunt u beter een andere dag…’
    ‘Mag ik er even op zitten, heel even maar.’ Ze kijkt me smekend aan en ik zeg niks. Ze knikt voorzichtig, vragend. Ik knik niet terug, ik geef geen toestemming. Toch draait ze zich om, loopt naar de stoel en gaat zitten. Ze neemt haar tijd en ik sta erbij en kijk ernaar. Zwijgend.
    Na een tijdje staat ze op, loopt langs me heen de gang in. Bij de deur staat ze nog even stil. Zonder zich om te draaien zegt ze: ‘de foto’s die je vanmiddag kreeg en die je zojuist bekeken hebt, die heb ik gemaakt.’

vrijdag 15 januari 2021

Openingsscène

In 1956 stierf mijn vader, een dag later mijn tweelingbroer. Ze werden op dezelfde dag begraven in hetzelfde graf. Toen mijn moeder en ik die middag thuis kwamen, ging ze op de stoel zitten bij het raam. Haar handen gevouwen. Ik heb de met kapok gevulde sprei over haar benen gelegd, een kopje thee voor haar gemaakt en op het tafeltje naast haar gezet. Zij liet hem daar onaangeroerd staan. Zestien jaar is ze die stoel niet uitgekomen. Dat kan niet zo geweest zijn, maar een andere herinnering aan haar heb ik niet.
    En nu is de stoel leeg. Ik sta in de huiskamer en zie hoe het zonlicht precies op het kleine kussentje valt. Ik ga er op zitten met mijn jas nog aan. Houd het plastic tasje dat ik aan het einde van de dienst in mijn handen gedrukt kreeg op schoot, als een kat. Ik kijk uit datzelfde raam waar zij al die jaren door naar buiten staarde. Ik zie een verwilderde tuin met een treurwilg. Van de ooit zo mooie bloemperken is niets meer over. Ik heb me altijd afgevraagd of ze nog ergens naar keek al die jaren, of ze überhaupt nog iets zag?
    Ik spoor mezelf aan om op te staan, het plastic tasje tegen de borst gedrukt. Ik strompel als een oude man naar de keuken, vul de fluitketel met water en zoek naar lucifers. Als ik ze na tien minuten nog altijd niet gevonden heb, sla ik iets te hard het deurtje van het hoekkastje dicht en springt het rechter ruitje. De stukken glas geven een snerpend geluid op de tegelvloer. De scherven laat ik liggen. In plaats van thee, besluit ik een glas port in te schenken. Ik loop terug naar de huiskamer en maak dan het tasje open. Mijn adem stokt, een eenzame traan rolt over mijn gezicht.

woensdag 6 januari 2021

Liefdesbrief

Aan mijn lief, liever, liefste,

Ik heb het je beloofd.
Je bent het vast niet vergeten.
Mijn nadagen onderga ik met ijdele moed. Ik heb geen illusies. Weinig van al wat ik momenteel doe, zal nog een verschil maken. Maar ik wil het leven niet afsluiten met een in te lossen schuld.

Alvorens ik mijn belofte aan je nakom, bouw ik graag het nodige krediet op door je mee terug te nemen naar onze hoogtijdagen. Soms denk ik dat jij daar nooit aan terugdenkt. Is dat zo?

Het gaat ver terug, zeker. Toch ben ik ervan overtuigd dat het niet alleen in mijn wezen sporen heeft nagelaten. Die ochtend bij de Rijnstrangen. De strangen die destijds nog een rol speelden in de waterverdeling naar de diverse Rijntakken. Weet je dat nog wel? Hoe wij daar rondzwierven samen? Onze schoenen in de ene hand, elkaars wijsvinger voorzichtig en wat verlegen in de andere. Onze ogen durfden elkaar niet te zoeken, toch was ik nooit eerder en daarna ook nooit meer zo intiem.

Wist je dat de Rijnstrangen vlak na ons ‘voorval’ zijn afgekoppeld van de rivier? Een jaar of twee geleden was ik daar. Het gebied ademt nog wel rivier, maar heeft haar ziel verloren. Hetzelfde geldt voor mij, liefste. Sinds die ochtend lijkt ook mijn strang ontkoppeld te zijn.

En nu ben ik oud en nadert mijn einde. Al kan ik maar moeilijk geloven dat ik het eeuwige leven niet heb. Voor mijn gevoel heeft de tijd stil gestaan. Pas wanneer ik in de spiegel kijk, zie ik dat er vele jaren zijn verstreken. De aftakeling van mijn lichaam is de tol van mijn waarachtig leven. Want alle dagen in al die jaren van dat leven, heb ik je liefgehad.

Het kan zijn dat ik straks dood neerval. Als de woorden eenmaal op papier staan. Als ik de enveloppe heb dichtgelikt. Wellicht is het beter mijn belofte mee het graf in te nemen. Over de doden niets dan goeds, toch? ‘Vergeef ons onze schulden’. Maar ik weet dat het me uit zal hollen, dat het blijvend zal knagen. Dus maak ik mijn belofte waar. Hier en nu. Na al die jaren.
Zwart op wit:

Je had gelijk, het was mijn schuld. En dat spijt me.

Uit liefde,
Je Mister B.