donderdag 29 maart 2007

Komt dat zien!

Hoewel ik de hakgerechtigde leeftijd toch reeds geruime tijd geleden bereikte, heb ik mij er nooit op gewaagd…op hakken. Ik val daar van af, zwik om, kan er onmogelijk op rennen en vooral ook niet sierlijk op lopen. Maar oefening baart kunst zegt men en dus mag ik u verwittigen van het wonderbaarlijke feit dat ik, Maja Wannet, sinds gisteren eind van de middag door het leven ga als gehakte vrouw.

Komt dat zien, komt dat zien!

U bent van harte welkom Maja en/op haar kersverse hakken te komen bekijken, maar tussen 12.00u en 15.00u rusten zij. Op aanvraag kan er een kleine doch veelzeggende pres(en)-tatie gehouden worden, dit dient u echter twee dagen voor het bezoek schriftelijk kenbaar te maken.

zondag 25 maart 2007

Televisie voor blinden 2

Hij lacht omdat ik alle gedrags- en omgangsregels die wij zienden stiekem met elkaar achter de ruggen van de blinden om hebben bekokstoofd aan mijn laars lap (waarom dit trouwens achter de ruggen van blinden moet gebeuren is mij niet geheel duidelijk, maar dit terzijde). Mijn brutaliteit mag hij wel geloof ik. Het was een gokje, maar blijkbaar bij de goede gewaagd.

Televisie kijken doet hij inderdaad en hij gaat er ook maar gewoon op gepaste afstand vóór zitten. Met zijn rug er naar toe zou ook kunnen natuurlijk of er vlak naast, maar dat vindt hij recalcitrant en daar houdt hij niet van. In tegenspraak met mijn vermoedens vindt hij Big brother wèl leuk, omdat het lijkt op dat wat hij normaal in gezelschap ervaart. “Herkenning is fijn, ook voor blinden”. Beelden maakt hij tot (opnieuw) mijn grote verwondering niet. Hij gaat zich dus niet zitten voorstellen hoe groot iemands neus nu precies is, hij vertelt me dat hij niet eens de behoefte heeft aan meer informatie over iemands uiterlijkheden. Stemgeluid en intonatie zijn voor hem de uitstraling van een mens. Echt een favoriet programma heeft hij niet, net als ik. Samen met zijn vrouw televisie kijken vindt hij het leukst, tegen elkaar aankruipen met een goed glas wijn. “Ik smeer dan de toastjes, opkijken hoef ik immers niet”. Het enige vervelende aan televisie kijken met anderen is dat het ding vaak zo hard gezet wordt. Daar word je doof van zegt hij en dat wil hij liever niet.

Zijn naam is Hans en ganzenborden doet hij ook.

zaterdag 17 maart 2007

Televisie voor blinden

Leunend op zijn rood-wit gestreepte stok en zijn ogen iets dichtgeknepen. Je zou bijna denken dat hij aandachtig kijkt naar het grote LCD breedbeeldscherm vlak voor zijn neus omdat hij net iets te dicht bij staat. Ik rem af en betrap mezelf op staargedrag, maar corrigeer het niet. Een blinde man die in een elektronicawinkel een televisie lijkt te gaan kopen, dat wil ik meemaken.

De verkoper staat aan zijn zij en heeft een rare uitdrukking op zijn gezicht, naar alle waarschijnlijkheid dezelfde als ik. We hoeven hem beide niet te verhullen. Hij praat druk met wilde armbewegingen en veel wijzen, maar zijn blinde klant kijkt hij nauwelijks aan. In plaats daarvan kijkt hij naar mij. Stilstaand met mijn fiets in de hand, schaamteloos. Ik heb eigenlijk haast, moet naar de tandarts en ben conform mijn standaardpatroon te laat weggegaan van huis. Het lijkt er echter allemaal niet meer toe te doen. Tot grote opgelatenheid van de verkoper vind ik dat de tandarts best even op mij kan wachten.

Wat zouden ze bespreken? Alle technische snufjes dat het hypermoderne apparaat rijk is? De uitstraling van het ding, de geluidskwaliteit? Zou de verkoper de vraag durven stellen die hem op de lippen brandt…“kijkt u veel televisie?”, herstel: “luistert u veel televisie?”. Ja, hoe werken die dingen? Hangen ook blinden voor de buis en wat zijn dan hun favoriete programma´s? Reality tv à la big brother is natuurlijk niks aan als je blind bent en extreme make-over zou mij als ik niks kon zien ook flink frustreren. Lingo dan of Baantjer misschien?

Ik parkeer mijn fiets, stap naar binnen en vraag het hem.

Wordt vervolgd

woensdag 14 maart 2007

Het leed van de vroegere en hedendaagse fan

Vroeger was het hebben van een fan een must, je hoorde er niet bij als je geen idool had. Mijn broer was fan van Elvis Presley, mijn zus van Madonna. Respectabele idolen dacht ik zo. Ik was iets minder honkvast en bij gevolg stik jaloers op de adoratie van mijn ouderen. Ik zou toch zweren dat het niet aan mij lag, want ik deed behoorlijk mijn best. Ik shopte als een gek in de rondte op zoek naar een eigen godheid. Mijn tour langs potentiële idolen voerde mij langs Nana Moskouri, BZN en Julio Iglesias. Ik vond ze stuk voor stuk ontzettend gaaf, maar wanneer mijn broer en zus me wederom uitlachten, keerde het tij en nam ik als afvallige met een schuldgevoel weer afscheid van mijn net ontdekte held.

Inmiddels is het uit om fan te zijn. Je in volle overgave storten op een artiest wordt tegenwoordig zielig en aandoenlijk gevonden. Overdreven en kortzichtig. Je mag best iemands muziek mooi vinden, maar veel gekker dan dat moet het toch niet worden. Alleen zonder idool ben je nog hip. Zit ik dan, want ik heb hem gevonden na een leven lang zoeken.

Kriebels in mijn buik toen ik gisteren zijn concert mocht bijwonen. Alsof ik verliefd was…ik sliep al nachten niet, maar had toch energie te over. Mijn idool ook, want alsof hij achter de schermen handenwrijvend had staan wachten, deed hij stipt om 8 uur zonder voorprogramma zijn intrede. Breed lachend met glunderende oogjes, bescheiden en dankbaar naar zijn publiek en naar zijn gitarist (een icoon op zichzelf). Door de zeven toegiften speelden ze samen meer dan twee en half uur lang het niet meer gemakkelijk te evenaren concert van mijn leven.

Muzikale tranen, want deze muziek roert de ziel van mijn inwendige mens.

maandag 12 maart 2007

Iemand zin in een spelletje toevallig?

Zoals het de hippe, jonge mens van deze tijd betaamt ben ook ik geïnteresseerd in persoonlijke ontwikkeling, bewustwording en introspectie, mits het niet te zweverig wordt. En dus waagde ik me een paar weken geleden aan een potje ‘kernkwaliteitenspel’. Op de site heet dit spel een “unieke en inspirerende manier om jezelf en anderen te leren kennen” te zijn. Leuk dus! De benodigde ingrediënten zijn: de kaartjes van het spel waarop kwaliteiten, uitdagingen, valkuilen en allergieën beschreven staan én uiteraard een het liefst zo kritisch en eerlijk mogelijke groep mensen. De bereiding is eenvoudig: de kaartjes worden geschud en om beurten pakt iemand er een. Het betreffende kaartje wordt voorgelezen en aan die persoon in de groep gegeven bij wie de beschrijving het beste past. Discussie, trots en tranen gegarandeerd!
Het spannende is dat er zowel positieve als negatieve kaartjes zijn (al mag je die laatste natuurlijk nooit zo noemen). De sfeer kan dus twee kanten uit; of er ontstaat een opgewonden, competitieve stemming waarbij iedereen het liefst per direct over zes anderen heen zou buigen om het kaartje bij de persoon die het gepakt heeft uit de handen te rukken. Of er ontstaat een zenuwachtige, licht paniekerige stemming, waarbij een ieder naarstig naar beneden kijkt, zich klein maakt en alleen maar kan hopen en bidden dat dit kaartje please niet bij zichzelf terecht komt. Hoe meer herkenning, hoe groter de respectievelijke opwinding en paniek.
Omdat wij mensen leed nu eenmaal aantrekkelijker lijken te vinden dan lof, richt ik me direct maar tot mijn grote lijden. We waren al een half uurtje onderweg, ik zat er lekker in en het was tijd voor een nieuw kaartje! Ik wreef in mijn handen en voelde mijn hartslag ietwat sneller gaan dan normaal. Een negatieve kaart: ‘HARDNEKKIGHEID’ met als synoniem ‘onvermurwbaarheid’ en als uit het leven gegrepen typering ‘geen duimbreed wijken’. De woorden sloegen in als een bom. Ik schrok me rot, merkte dat ik volkomen in paniek was, maar er ogenschijnlijk goed in slaagde te veinzen heel rustig en ontspannen te zijn (verdomme wat kan ik dat toch goed – kernkwaliteit?). Bijna huilend begon ik mijn gebed: “Oh mijn God, nee nee nee laat deze kaart alsjeblieft niet tot mij komen. Ik ben niet zo hardnekkig als u denkt, let maar eens op en trouwens…Lot is ook best heel hardnekkig en onvermurwbaar altijd. Lieve God, geef deze kaart aan Lot”. Ik had in mijn leven nooit eerder zo toegewijd en vol passie gebeden. Ik kon alleen maar hopen dat mijn gebed evenzo gewetensvol verhoord zou worden.
Helaas, dat gebeurde niet en ik kreeg de kaart in mijn gezicht gesmeten. Tenminste zo voelde het. In een laatste poging de realiteit te ontduiken mompelde ik nog dat ik het best moeilijk vond om deze kaart te krijgen. Maar niemand die hem bij me weghaalde en me bevrijdde. Ik moest het er maar mee doen, met deze duistere kant van mezelf.
Het liefst had ik het daar bij gelaten, the easy way out heerlijk, maar ja dat is natuurlijk niet het nobele doel achter het spel of de trend tot zelfbewustwording. En dus nam ik me plechtig voor te proberen minder strikt vast te houden aan mijn eigen wil of inzicht. Ruimte te laten voor de vast ook wel af en toe waardevolle inzichten van anderen. Ik slaagde erin mezelf wijs te maken dat er dan een wereld voor me open zou gaan. Maar de duistere kant der hardnekkigheid zat diep in me geworteld en liet zich niet zomaar naar de zijlijn rangeren. Na verschillende pogingen om in gesprekken met mensen gas terug te nemen, moest ik eerlijkheidshalve bekennen dat het gas terugnemen was ontaard in het slechts geduldiger en omslachtiger maar vooral tactischer overtuigen van mensen van mijn gelijk. Luisteren deed ik nog steeds niet, ik kon het verkondigen van mijn waarheid alleen net iets langer inhouden dan voorheen. Kortom ik veinsde bescheidenheid, terwijl ik mezelf stiekem in het zonnetje zette. Toch een slimme afleidingsmanoeuvre van mijn hardnekkigheid “had je me bijna tuk, stiekem een andere manier van hardnekkig-zijn ontwikkeld hè, maar ik heb je wel door”. Daarvoor ben ik veel te trots, dat is dan ook wel weer zo.
De hardnekkigheid houdt me nog altijd onvermurwbaar in haar greep en ik vecht me dagelijks een slag in de rondte tegen deze voor mij duistere kant. De kunst is denk ik er nooit aan te wennen en het vooral goed erg te blijven vinden. Mocht dit nou niet lukken, dan kan ik altijd mijn vriendjes weer eens rond de tafel verzamelen om gezellig samen een spelletje te spelen. Iemand zin toevallig?

zaterdag 10 maart 2007

Over mijn dappere neefje

Wat moest ik zeggen? “Welnee, dat kan helemaal niet joh, gekkie. Ga maar lekker slapen!”
Dat kon ik dus niet, want ik weet wel beter. Het kan wèl en niks is uitgesloten. Vooral geen reden dus om lekker en zorgeloos te gaan slapen.
Mijn neefje is zeven jaar en vond het spannend dat zijn papa en mama drie dagen naar Parijs waren vertrokken. Of ze wel terug zouden komen? Of ze niet dood zouden gaan, het vliegtuig kon toch neerstorten? Ook goed, de trein kon toch een ongeluk krijgen? Ik zou willen dat ik hem gerust kon stellen, vol overtuiging kon zeggen dat dat soort dingen niet gebeuren. Want dat denken we toch allemaal? Het gebeurt een ander, maar niet mij. Een overlevingsmechanisme. Ingenieus en behulpzaam zolang er ook werkelijk niets gebeurt, maar valt het noodlot je ten deel dan zit het je in de weg. Want dan zakt de grond je onder de voeten vandaan en al je zekerheden worden er in meegesleurd. Een kind is nog realistisch, heeft nog niet geleerd zichzelf te behoeden voor de verschrikkingen waaraan het leven je wel degelijk bloot kan stellen. Dat is wel eng, maar ook heel erg dapper.

Dier journaal

En dat sturen ze dan uitgerekend naar mij!
Een tijdschrift met de naam ‘Dier journaal’.
Ik hou niet van dieren en al helemaal niet van huisdieren. Met mijn vriendje heb ik direct al in de eerste week van onze relatie de bindende afspraak gemaakt dat wij nooit huisdieren nemen. Ik heb nergens om gevraagd en at random sturen ze die tijdschriften blijkbaar op in de hoop een liefhebber tegen te komen. Ze moeten de dingen toch ergens kwijt denk ik dan.
Maar dat dit dan net weer bij mij op de mat moet vallen!

Ik bedoel dan vraag je er toch om…dan laat je mij toch ook geen enkele keus? In zo’n geval kan ik simpelweg toch niet anders dan het van me afschrijven en huisdieren hiermee, hoewel ze er zelf ook niks aan kunnen doen (wat een onrecht!) in een slecht daglicht zetten?
Niks tegen huisdieren maar als ik gisteren dan ook nog eens hoor dat het geld dat wij in het Westen uitgeven aan eten voor onze snoezige huisdiertjes ALLE mensen op het gehele continent Afrika zou kunnen voeden, dan breekt toch echt mijn klomp.