vrijdag 31 juli 2009

Met dank aan Sire

Zojuist zat ik rustig op mijn gemak in de trein toen ik werd overrompeld door een weldadige kriebel in de neusholte. Niet veel later volgde hierop een betamelijk luidruchtige nies mijnerzijds. Mijn onverstoorbare medepassagiers leken zowaar een fractie uit hun stoelen op te veren. Het is wellicht mede dankzij het ogenschijnlijke geweld waarmee mijn nies gepaard ging dat ik prompt een goede gezondheid toegewenst kreeg. Alleraardigst!

Het lijkt dan toch zo gemakkelijk, maar op de een of andere manier slaag ik er maar niet in. "U" te zeggen en met twee woorden te spreken, hetgeen in de trein zo-even resulteerde in een luid en duidelijk "dank je" in plaats van een meer gepast "dank u meneer".

Aan mijn opvoeding kan het niet liggen. Mijn ouders hebben mij een hoogstaande en fraaie opvoeding gegeven. Zowel het ontbijt, de lunch als de avondmaaltijd nuttig ik hierdoor met mes en vork. Zelfs frietjes werden wij in die dagen niet geacht met de 'tengels' tot ons te nemen en ellebogen (beter bekend als 'stutten') op tafel konden rekenen op meewarige, strenge blikken. Als jongste had ik voorts de impertinente neiging me te laten gelden door op mijn stoel te gaan staan en als zodanig boven ons gezinsgezelschap uit te torenen. Nadat bleek dat dit mij een boterham met zoetigheid kostte was dit echter snel ontwend. Hierbij is het van belang de kanttekening te plaatsen dat bij ons in huis de regel gold dat wij pas na twee boterhammen met hartig een boterham met zoet mochten eten. Derhalve aten wij ofwel 3 ofwel 6 boterhammen en vormde het riskeren van een zoete boterham een uitstekend drukmiddel. Het maken van smakkende en slurpende geluiden behoeft na dit relaas geen verdere uitleg dunkt mij.

Ik dwaal af.
Na het ongevraagd tutoyeren van mijn oudere en ongetwijfeld levenswijzere medetreinreiziger, had deze de bezieling om mij edelmoedig op mijn onverschrokkenheid te wijzen. Mijn rode konen van gêne waren niet voldoende zijn gemoed milder te doen stemmen. Gedurende de resterende 10 minuten van mijn reis, zat ik bijgevolg klem tussen de woorden van de keurige man met het gestreepte overhemd die zich voor de gelegenheid had verplaatst naar de stoel naast mij zodat hij me van nabij - en zonder overige reizigers tot last te zijn - kon toespreken. Hij nam geen blad voor de mond en ik kreeg er geen speld tussen. Met gebogen hoofd van schaamte ben ik schuldbewust naar huis gewandeld alwaar ik de televisie aan heb gezet om uit mijn dip te geraken. Maar er was geen ontvluchten meer aan. Na de man met de geboende zomerse instappers zette nu de Stichting Ideële REclame mij op mijn nummer door te melden dat jaarlijks 730 mensen zich ergeren aan mijn muziek, 9 mensen zich ergeren aan mijn rommel op straat en 612 mensen geen zitplek hebben omdat ik mijn tas op een lege stoel naast mij zet in het OV. En dat zijn vast en zeker bijna allemaal zwangere, gehandicapte, oudere dames met chronische ziektes. Gelukkig heb ik geen poepende hond.

Ik beken derhalve schuld, kijk zoals gevraagd eens eerlijk in de spiegel van Sire en kan er niet langer omheen: ik ben onbewust asociaal en draag er aan bij dat het er in Nederland niet gezelliger op wordt.

Geen opmerkingen: