zondag 17 juni 2007

Man in kast

Vroeger was ik altijd bang voor een man in mijn kast. Mijn kast was groot genoeg, daar paste best een man in. Of twee, maar ik was niet bang voor twee mannen…eentje was genoeg. Voordat ik ging slapen keek ik altijd even achter het gordijntje voor de zekerheid. Dat deed ik pas wanneer papa of mama in mijn kamer waren om me onder te stoppen. Ik zou er immers maar eens eentje op heterdaad betrappen zeg, dan stond ik er in ieder geval niet in mijn eentje voor.

In een goed gesprek met mijn oudere en wijze zus van 13 jaar, biechtte ik mijn angst op. Zij luisterde aandachtig en voorzag mij van repliek. Haar verhaal was echter schokkend en stelde mij maar matig gerust. Zij wist mij namelijk te vertellen dat mijn kijkje in de kast iedere avond nog niet wilde zeggen dat er ook daadwerkelijk geen man zat. Onlangs had zij gelezen dat er mensen waren die dingen zagen die er helemaal niet zijn. Mocht ik dus op een goede avond een man in mijn kast zien zitten, dan hoefde dat nog niet daadwerkelijk zo te zijn. Goed, dat is prettig om te weten. Maar wanneer ik geen man zag, was dit vanzelfsprekend dus ook geen bewijs dat er niemand was. En dat baarde mij enige zorgen. Vanaf die avond heb ik nooit meer in de kast gekeken, het was toch zinloos zo had ik geconcludeerd.

Geen opmerkingen: