woensdag 20 juni 2007

Tussen schutting en conifeer

“Ik mag de straat niet alleen oversteken”, zegt de kleinste van de twee.
“Oh, ik wel jonguh”, zegt de ander.
Ik zie ze niet, maar heb haarscherpe beelden bij wat zich afspeelt achter de schutting rechts van mij. Ik zie de grote, stoere jongen direct aanstalten maken om naar de straat te gaan om zijn kleine vriendje de loef af te steken. Hij zou naar de overkant rennen, zich aldaar omdraaien en met uitgestrekte vingers, duim op zijn neus zijn tong uitsteken.

Over de coniferen aan de andere kant galmen woorden van geheel andere aard.
“Zoh, mien kunstgebit is weer schoon”. Zelf zou ik het zogezegd enigszins bezwaarlijk vinden wanneer ik onverhoopt de hele buurt van deze triviale zaken op de hoogte zou stellen. En dus houd ik mij angstvallig stil, doe ik net alsof ik daar niet zit. Ongevraagd bescherm ik mijn buurvrouw voor...ja voor wat eigenlijk? Waarschijnlijk schaam ik mij meer dan zijzelf. Zelfs wanneer ze het weten zou dat ik daar zat, “kan gebeuren niewaar”. Maar ik denk aan de stukjes tussen die tanden, en de amorfe massa tandvlees die nu zichtbaar moet zijn tussen haar geslis.

Ik schuif mijn bord opzij om de maaltijd op een later moment te hervatten. Ik loop naar binnen en kijk door het raam waar twee meisjes samen duimend op de stoeprand zitten.

zondag 17 juni 2007

Man in kast

Vroeger was ik altijd bang voor een man in mijn kast. Mijn kast was groot genoeg, daar paste best een man in. Of twee, maar ik was niet bang voor twee mannen…eentje was genoeg. Voordat ik ging slapen keek ik altijd even achter het gordijntje voor de zekerheid. Dat deed ik pas wanneer papa of mama in mijn kamer waren om me onder te stoppen. Ik zou er immers maar eens eentje op heterdaad betrappen zeg, dan stond ik er in ieder geval niet in mijn eentje voor.

In een goed gesprek met mijn oudere en wijze zus van 13 jaar, biechtte ik mijn angst op. Zij luisterde aandachtig en voorzag mij van repliek. Haar verhaal was echter schokkend en stelde mij maar matig gerust. Zij wist mij namelijk te vertellen dat mijn kijkje in de kast iedere avond nog niet wilde zeggen dat er ook daadwerkelijk geen man zat. Onlangs had zij gelezen dat er mensen waren die dingen zagen die er helemaal niet zijn. Mocht ik dus op een goede avond een man in mijn kast zien zitten, dan hoefde dat nog niet daadwerkelijk zo te zijn. Goed, dat is prettig om te weten. Maar wanneer ik geen man zag, was dit vanzelfsprekend dus ook geen bewijs dat er niemand was. En dat baarde mij enige zorgen. Vanaf die avond heb ik nooit meer in de kast gekeken, het was toch zinloos zo had ik geconcludeerd.

maandag 11 juni 2007

Mijn spaarrekening en ik

Vandaag heb ik mijn spaarrekening eens heel lief aangekeken en na wat gekibbel over en weer werden wij het uiteindelijk toch met elkaar eens. "Plunder me maar" zegt ie nonchalant, "ben ik ervan af en heb jij een leuke reis". Win-win noemen ze dat.

Ik vind het gewoon sympatiek.

En dapper...van ons beiden. Van hem omdat zijn bestaansrecht ermee verdwijnt, van mijzelf omdat ik mij hiermee in het onbekende avontuur des levens zonder enige (financiele) reserves stort. Hoe zou dat zijn zo’n leven? Wie het niet aangaat, zal het nooit weten. Ik wel dus en dat is maar goed ook want ik ben nogal nieuwsgierig van aard.

Morgen betaal ik. Alsof ik het kan missen, zal ik met een brede en zelfverzekerde blik mijn credit card overhandigen. Welja, mijn toekomstperspectieven zijn zo veelbelovend, glorieus en rooskleurig, dat kan wel wat lijden...zei zij die per 1 september (vooralsnog) geen inkomen meer heeft. Ik word nog eens een echte risico-nemer in plaats van een berekenende controlefreak. Al was mijn vlees met betrekking tot wereldse verleidingen altijd al enigszins zwak. Ach welja de sollicitatie-activiteiten laten vast geduldig op zich wachten als ik de Namibische woestijnen doorkruis.