vrijdag 30 oktober 2020

De speech

Acht minuten had ze nog. Dan zou of alles goedkomen of alles voor altijd kapot zijn.

De speech om haar zaak te bepleiten lag klaar op zolder. Met hoeveel zouden ze haar komen weghalen? Een kind van 13 jaar was met twee te overmeesteren, zo redeneren dat soort mensen. Hoeveel tijd zouden ze haar gunnen? Ze had haar speech kort gehouden in de hoop gehoord te worden. Ze wilde niet weg, niet weer een ander gezin. Een laatste maal controleerde ze de stand van de verfrollers op het tafeltje voor zich. Tikte op één van de rollers bij wijze van geluidstest.

Opnieuw moest ze plassen. Nog vier minuten. Toch maar doen. Ze liep de trap af. De bovenste trede wiebelde, in haar haast was ze dat vergeten. Zij wiebelde mee. Zodanig dat ze viel, onhandig, voorover. De trap was kort, maar lang genoeg om pijn te doen. Gek genoeg voelde het als een verlichting. Van de zweer binnenin. Van de angst, het vrezen.

Het deed er niet meer toe. Ze stonden al voor haar. Drie minuten te vroeg. Een straaltje plas liep langs haar been, ook dat nog. Ze hielpen haar opstaan en namen haar mee. 

Haar speech lag nog boven, onaangeroerd, onuitgesproken.