zaterdag 4 februari 2012

Tranen naar de zee dragen

Kan ik iets voor je dragen?

Een stukje pijn
Een flart verdriet?
Een handje tranen misschien...

Een portie
Een scherf
Om je iets te ontzien?

Want nooit
Duurt zo lang
Is zo oneindig ver weg
Voor een reikhalzend weerzien

vrijdag 3 februari 2012

Aftakeling door koning winter

Het begon allemaal op een maandagavond
Mijn fiets had het koud
En blokkeerde haar remmen
Bij wijze van work-out
Trapte ik mezelf toch de berg op
Alsof ik in mijn been geschoten was
Sleepte het achterwiel achter me aan

Ter aanmoediging gaf ik haar
Schouderklopjes op haar robuuste stuur
Maar het mocht niet baten
De pijn werd erger
Schakelen deed zij nu ook niet langer
Met korte, doordringende smartkreten
Liet zij haar onvrede merken

En onder luid gezucht en gesteun
Ontdeed zij zich uiteindelijk
In een laatste wanhoopspoging
Van de onderdelen die haar te zwaar werden
Allereerst de bagagedrager
Toen de kettingkast
Alles wat haar sierde schudde zij van zich af

Maar nog gaf ik geen gehoor aan haar smeekbeden
Ik trapte door
Net zolang tot het stuur scheef trok
De pedalen onder mijn voeten
Als X-benen verstrikt raakten

En ik in een besneeuwde conifeer eindigde
Op 100 meter afstand van mijn huis

Geneugten van Koning winter

Ik vind het reuze gezellig
Al die rode neuzen
Al die gure blikken
Al die ingepakte mensen met hun winterse mutsen
Zelf heb ik een roze
Muts, niet neus
Knalgele, gevoerde laarzen
Een dikke, wollen sjaal
En nog heb ik het koud
Mijn kruik is mijn redding
Ik kan niet schaatsen

Maar blijf het proberen
Ik houd niet van roze
Maar mijn muts is me lief
De mensen lachen
Door de ijzige koude heen
En ik lach terug
Het leven vertraagt
De sneeuwpret duurt voort