woensdag 12 mei 2010

Oeps

Juist op het moment dat ik mijn fiets optil en hem achter in de kofferbak wil gooien, vraagt hij me of hij helpen kan. Ik plaats mijn fiets terug op de grond en glimlach. Een vriendelijk gebaar sla je immers niet af, ook niet wanneer het overbodig is. Ik pak de achterkant van mijn fiets opnieuw op. Misschien had ik dit aan hem moeten laten als ik net zo vriendelijk was geweest als hij, maar ik ben niet vriendelijk. Ik heb haast en hij stoort. Onhandig pakt hij dan maar mijn stuur beet en begint er mee te wiebelen, waardoor ik bij de manoeuvre van het insteken vast kom te zitten. Het spatbord port pijnlijk in mijn kuit, maar meneer heeft niks in de gaten totdat mijn vrolijk gestippelde panty een grote scheur laat zien.

Hij doet alsof hij mijn ontblote onderbeen niet ziet en kletst erover heen “doe je dit wel vaker?”. “Fietsen inladen op het station?”, vraag ik dan toch nog smalend lachend. Hij zegt niks meer. Ik kijk hem aan en breng zijn ogen naar het gat in mijn panty. Dat is natuurlijk een beetje flauw, maar ik kan het niet laten. “Oeps”, zegt hij en pardoes vind ik ‘oeps’ maar een stom woord. Dat heb je soms, dat woorden stom worden omdat bepaalde mensen ze uitspreken.

Ik sta nog steeds in een soort van houdgreep en mijn armspieren beginnen de allervriendelijkste aanwezigheid van deze brave borst ook steeds minder te waarderen. Ik probeer hem kwiek duidelijk te maken hoe hij de fiets het beste kan draaien om verdere narigheid te voorkomen. En of hij mijn aanwijzingen nu niet goed begrepen heeft, gewoon eigenwijs is of stiekem helemaal niet vriendelijk, maar heel gewiekst in het lastigvallen van meisjes in korte rokjes, weet ik niet. Hij wendt de fiets in ieder geval zodanig dat ik erover heen klap en in mijn eigen kofferbak beland met mijn gezicht in de kettingkast. “Oeps”, zegt hij weer.

Hij is dan wel weer zo vriendelijk me aan mijn rokje uit het smeer te bevrijden, waardoor het jurkje dat ik aan heb de rest van de dag onherstelbaar uitgerekt achter mijn kont aan dribbelt. Het goede nieuws is dat je zou kunnen zeggen dat mijn rijwiel inmiddels wel in de auto ligt. Derhalve lijkt het me de hoogste tijd mijn weldoener met een besmeurd gezicht te danken voor zijn edelmoedige hartelijkheid op deze vroege ochtend. Zo zijn er nog maar weinig tegenwoordig, aardige mensen. Goh ja, hoe ga je ermee om?

Geen opmerkingen: