vrijdag 28 mei 2010

De moeder van Freddy

In zijn grote felgroene zwembroek komt hij de douches binnen lopen. Ik sta met allemaal sop in mijn haar, dat langzaam naar mijn gezicht afglijdt.
Ik knijp mijn ogen dicht.
Als ik ze weer open doe, staat hij roerloos voor me en kijkt me glazig doch doordringend aan.
Hij staat te dichtbij me. Ik doe een stap naar achteren en bots tegen de tegeltjesmuur.
Glimlach, want ik vind het eigenlijk onaardig dat ik afstand van hem neem. Hij doet niks verkeerd, cijfert niet en houdt zijn zwembroek keurig aan. Hij kijkt alleen en op zichzelf is daar niks mis mee.
Zijn moeder probeert zijn aandacht af te leiden, maar haar zoon kan zich bijzonder goed concentreren, laat zich niet zomaar storen.

Om het ijs wat te breken zeg ik: "Hoi". Hij zegt niets, heeft eigenlijk al genoeg gezegd ook.
"Mooie zwembroek, lekker vrolijk", probeer ik nog eens en vervolg het uitwassen van mijn haren op geveinsde ontspannen wijze.
Hij houdt zijn hoofd schuin, eerst links, dan rechts. Strekt zijn arm uit en raakt mijn gezicht aan.
Moeder staat wat moedeloos op afstand even zo schaapachtig te glimlachen als ik daarnet: "Alleen kijken met de ogen Freddy!".
Ik zeg Freddy dat ik dat wel een goed idee vind van mama.
"Kom maar hier Freddy, je kunt vanaf hier ook kijken", poogt moeder goedbedoeld.

Ze komt niet naderbij, onderneemt geen verdere aktie om Freddy werkelijk in beweging te krijgen. Weet wellicht uit ervaring dat dit averechts kan werken en hoopt vooralsnog een drama te voorkomen.
Ik besluit moeder een handje te helpen en net te doen alsof het pisstraaltje het sop al uit mijn haar heeft gespoeld. Ik loop weg uit de douches richting kleedkamers, "dag Freddy".
Zonder te kijken weet ik dat Freddy me volgt. Als een soort van slaapwandelaar, armen iets vooruit.
Met ietwat wanhopiger stem nu, roept moeder: "Freddy, blijf je hier?".
Blijkbaar is de keus aan Freddy en dan is deze gemakkelijk gemaakt. Freddy wil liever met mij mee naar de kleedkamers.

Moeder komt nu toch onder de douche vandaan. Haar volgende wapen komt uit haar trukendoos te voorschijn om zoonlief tot de orde te roepen: "Freddy kom eens terug bij mama. Er zijn hier nog meer mooie meisjes om naar te kijken".

woensdag 26 mei 2010

Gewoon

Doe maar gewoon

Maar ik houd niet van gewoon
Ik wil niet gewoon
Ik zie ook geen reden voor gewoon
Gewoonweg niet

Gewoon is niet gek en verre van genoeg
'Gewoon lekker' vind ik gewoonlijk niet zo bijzonder
'Gewoontegetrouw' valt gewoonlijk niet op
'Gewoon gebleven' wil zeggen dat je nooit iets speciaals was
En 'gewoon mooi' is iets vinden zonder te weten waarom

Als mijn geluk ooit gewoon wordt
Dan ga ik daar gewoon iets aan doen

Gewoon doén
Omdat ik liever buitengewoon geluk heb

En toen was geluk heel iets vreemds

woensdag 12 mei 2010

Oeps

Juist op het moment dat ik mijn fiets optil en hem achter in de kofferbak wil gooien, vraagt hij me of hij helpen kan. Ik plaats mijn fiets terug op de grond en glimlach. Een vriendelijk gebaar sla je immers niet af, ook niet wanneer het overbodig is. Ik pak de achterkant van mijn fiets opnieuw op. Misschien had ik dit aan hem moeten laten als ik net zo vriendelijk was geweest als hij, maar ik ben niet vriendelijk. Ik heb haast en hij stoort. Onhandig pakt hij dan maar mijn stuur beet en begint er mee te wiebelen, waardoor ik bij de manoeuvre van het insteken vast kom te zitten. Het spatbord port pijnlijk in mijn kuit, maar meneer heeft niks in de gaten totdat mijn vrolijk gestippelde panty een grote scheur laat zien.

Hij doet alsof hij mijn ontblote onderbeen niet ziet en kletst erover heen “doe je dit wel vaker?”. “Fietsen inladen op het station?”, vraag ik dan toch nog smalend lachend. Hij zegt niks meer. Ik kijk hem aan en breng zijn ogen naar het gat in mijn panty. Dat is natuurlijk een beetje flauw, maar ik kan het niet laten. “Oeps”, zegt hij en pardoes vind ik ‘oeps’ maar een stom woord. Dat heb je soms, dat woorden stom worden omdat bepaalde mensen ze uitspreken.

Ik sta nog steeds in een soort van houdgreep en mijn armspieren beginnen de allervriendelijkste aanwezigheid van deze brave borst ook steeds minder te waarderen. Ik probeer hem kwiek duidelijk te maken hoe hij de fiets het beste kan draaien om verdere narigheid te voorkomen. En of hij mijn aanwijzingen nu niet goed begrepen heeft, gewoon eigenwijs is of stiekem helemaal niet vriendelijk, maar heel gewiekst in het lastigvallen van meisjes in korte rokjes, weet ik niet. Hij wendt de fiets in ieder geval zodanig dat ik erover heen klap en in mijn eigen kofferbak beland met mijn gezicht in de kettingkast. “Oeps”, zegt hij weer.

Hij is dan wel weer zo vriendelijk me aan mijn rokje uit het smeer te bevrijden, waardoor het jurkje dat ik aan heb de rest van de dag onherstelbaar uitgerekt achter mijn kont aan dribbelt. Het goede nieuws is dat je zou kunnen zeggen dat mijn rijwiel inmiddels wel in de auto ligt. Derhalve lijkt het me de hoogste tijd mijn weldoener met een besmeurd gezicht te danken voor zijn edelmoedige hartelijkheid op deze vroege ochtend. Zo zijn er nog maar weinig tegenwoordig, aardige mensen. Goh ja, hoe ga je ermee om?